Mag IT ietsjes meer zijn

Share this post:

Column door Frank van der Wal

We praten 1991. Het was in het European Repair Centre van IBM waar ik schuchter mijn eerste werkervaring opdeed. We werkten daar met vele te repareren onderdelen, uhh, parts. Het logistieke IT systeem die de vele bewegingen van de parts moest bijhouden draaide op een good-old AS400 en heette MAPICS. Wij, de engineers, hadden een bloedhekel aan MAPICS. Niet mee te werken, vanuit een technisch oogpunt. Te inflexibel, en wij hadden, als techneuten, een eigen systeem ontwikkeld.

Om de inflexibele problemen op te lossen werd er af en toe een “externe” ingehuurd (van het onvolprezen Volmac) die dan voor ettelijke honderden oud-Hollandse florijnen per uur “een API” ging schrijven die de gegevens uit MAPICS beschikbaar maakte voor het engineering IT systeem.
Met andere woorden, API is niets nieuws.

De API staat overigens voor Application Programmable Interface, en is een beschrijving van hoe je met een achterliggend programma (of systeem) kan communiceren zonder dat je nou precies weet hoe dat programma werkt. Door de jaren heen is er wel veel veranderd.
In de Global Technology Outlook van 2013 werd er gesproken van “Scalable Services Ecosystems”, een typische manier van IBM Research om te zeggen dat de (IT) wereld zich naar open interfaces aan het bewegen is. Er werd geschat dat er in 2020 meer dan 300.000 API’s waren en dat (ruim anderhalf jaar geleden) er meer dan 80 miljard API’s per dag aangeroepen werden.

Nog even een verdiepings-slagje maken. Noem een willekeurig social network, of wellicht beter, iets van Google Maps. Ik weet helemaal niets van het systeem achter Google Maps. Ik weet hte Operating System niet, op welke infrastructuur het draait of in welke taal het geschreven is. Toch kan ik er mee werken. Ik kan gegevens opvragen en die op mijn beurt gebruiken in mijn eigen programma. Middels een simpel http commando in je browser kan je met de Google Maps “praten” en daar zinnige informatie van terugkrijgen. Nou ja, zinnig, als je er van houdt, natuurlijk.

Pak een browser en type maar eens in:

https://maps.googleapis.com/maps/api/geocode/json?address=12+Rue+Gaston+Baissette,Castries,France

waar alles na “…?address=” elk willekeurig adres kan zijn. Je browser geeft een boel info terug, die er wellicht wat saai uitziet, maar door een (zelfgeschreven) programma weldegelijk nuttig gebruikt kan worden. Gefeliciteerd, je hebt zojuist een API invocation uitgevoerd. Zeker niet je eerste, maar misschien wel eentje aar je bewust van bent.

Zo kan je ook zaken uit elk Social Media halen. Wellicht heb je een beveiligings-sleutel nodig, maar dat is een fluitje van een cent. En niet alleen Social Media stellen hun API’s beschikbaar, maar ook zakelijke diensten worden via API’s aangeboden. Al dan niet met een afreken model.

Ik geloof meteen dat er meer dan 300.000 API’s beschreven zijn, waarover de GTO sprak, en dat die steeds meer en meer worden gebruikt.

Binnen IBM hebben we onze op Cloud gebasseerde BlueMix, een ontwikkel platform dat met alles en iedereen kan communiceren. Internet of Things, dat soort dingen. En ja vele, zoniet alle, interacties gaan via API’s.

Eén van de zaken waar de System z mensen binnen IBM mee bezig zijn is het ontwikkelen van zOS Connect, ja hoor: een API interface naar alle back-end subsystemen zoals IMS en CICS. Op deze manier zijn die services via een API ook te onsluiten. Ook hier kan je (erg beveiligd natuurlijk) een http commando sturen naar de good-old back-end systemen om info op te halen. zOS Connect, in combinatie met BlueMix, biedt dan de mogelijkheid om flitsend een app in de BlueMix te ontwikkelen die data van het mainframe weet te gebruiken.

Ik ben altijd voorstander van het openen van de wereld, en API’s is een prachtige stap in die richting!